zaterdag 19 juli 2008

Poëzie & Proza

België zit op haar achterwerk en is blijkbaar een onbestuurbaar samenraapsel geworden van een verzameling gemeenschappen en gewesten, waar een kat haar eigen jongen niet meer vindt.
Antwerpen staat bol van de tegenstellingen in verband met de geplande Oosterweelverbinding en verdeelt de bevolking in voor- en tegenstanders.
Een rondvraag bij de niet-politiek geëngageerde medeburgers leert ons dat twee bovenstaande voorbeelden de schuld zijn van de politiekers. Uiteraard staat de medeburger er niet bij stil dat die “politieker” door hen zelf werd gekozen en dat deze dus wel degelijk spreekt en beslissingen neemt dankzij het mandaat dat de burger hem of haar gegeven heeft.

We leven nu eenmaal in een wereld, een land en een stad van tegenstellingen, maar…zijn nog niet zo ver gekomen dat we elkaar met modder gaan bekogelen of elkaar naar het leven staan.

En toch…. Sinds enkele jaren bestaat er in Antwerpen een literaire scene die in de Grote Pieter Potstraat (Den Hopsack) maandelijks een literaire avond brengen (De Muzeval). Mensen die, met wisselend succes maar met veel overtuiging eigen werk brengen voor een geïnteresseerd publiek. Veelal hobbydichters en –muzikanten die, zoals velen, hopen ooit eens door te breken bij het grote publiek. Niets aan de hand toch? Wel, zelfs dergelijke, toch niet onaardige initiatieven geven aanleiding tot vuilspuwerij.

Bij het rondsurfen op het net ontdekte ik toevallig deze twee teksten:

“De Antwerpse would-be avant-garde, je kent ze wel: die dichters die aan hun gat krabben terwijl ze zonder dt-fouten "poëzie" voordragen in een tot een "literair salon" omgevormde achterkeuken in de Petit-Pierre-et-Pol-Potstraat (met in de gammele ijskast - merk Frigidaire 1959 - een paar muizenvallen). Deze "poëzie" is haar tijd ver vooruit, maar anno 2008 heeft de Mens het nog niet verwezenlijkt om op de planeet Saturnus een artiestenpodium neer te planten, waar Christusdrager, Barbie-pop, El Manu, Antiprozapoëet en Sjarel In Vitriolski, ingeleid door Germaine I. Kleist en begeleid door François Papillon-Mâle, een tienduizendkoppig publiek een aquariaanse nirwana-roes kunnen bezorgen.Dus houdt deze lompenproletarische avant-garde het vooralsnog bij een krachtige voordracht aan hun alter ego en hun spiegelbeeld. Uiteraard haalt het geproduceerde speeksel een reikwijdte hoger dan het plafond en verder dan het koertje.”


“Jullie dwangmatige dichters geloven dat jullie weer het vlammende middelpunt zijn van jezelf. Alsof jullie dat ooit waren, hah! Jullie beweren dat er schaamte ligt in het andere, terwijl we leven op een satelliet. En zelfs de sterren wentelen in elkaars licht.Wij worden enkel machteloos meegesleurd in de jetstream van hun echo. Als tollen draaien we om elkaar heen. En in de wenteling van onze as tellen wij winters, tot de laatste lente komt.Het holle gebaar dat jullie doen voorkomen als een oerdrang is niets meer dan de kreet van een lafaard. Jullie moeten, terwijl geen hond iets hoeft.”

Een tekst van een omhoog gevallen Brusselaar en een gefrustreerde Nederlandse. Een jaloerse, zelfs onbeschofte meningsuiting van twee mensen die blijkbaar moeite hebben met de Antwerpse poëziescène. En dan zou men willen dat gans België aan één zeel trekt. Onmogelijk toch?
Oh ja, mocht u ooit poëtische of andere, al dan niet vuilspuwende teksten lezen van Eric Rosseel of van Treesje Tina Ten Toorn, dan hoop ik voor U dat ze beter zijn dan bovenstaande of minstens wat meer inhoud hebben. Een Brusselse pseudo-kunstenaar of een Nederlandse bemoeial zijn nu eenmaal géén Antwerpenaars.

Ze krijgen van mij dan ook een brokje stichtende,echte Antwerpse poëzie, iets om bij na te denken (tenminste, indien ze over dat vermogen beschikken):

't Is goed in 't eigen hert te kijken
nog even voor het slapen gaan
of ik van dageraad tot avond
geen enkel hert heb zeer gedaan
of ik geen ogen heb doen schreien
geen weemoed op een wezen lei
of ik aan liefdeloze mensen
een woordeke van liefde zei
(...)
Tekst:: Alice Nahon

Geen opmerkingen:

Een reactie posten