zondag 23 mei 2010

Iemand zal toch de rekening moeten betalen...


Het is niet eenvoudig om in de discussie tussen het OCMW Antwerpen en Fedasil standpunt in te nemen. Het persbericht van vorige week voedt vooral de criticasters. 'Het zit er weer bovenarms op tussen de OCMW's en Fedasil', hoor ik hen dan handenwrijvend denken. Er zullen er mogelijk wel enkele zijn die goed garen willen spinnen bij dit conflict. Maar je kunt best beschikken over alle elementen vooraleer hierover straffe verklaringen af te leggen. Laten we dat dus vooral aan de rechter laten. Waar ik me wel aan waag, is dat de rekening uiteindelijk moet worden betaald. Zo eenvoudig is dat.

Dat een stad en zijn OCMW niet wil opdraaien voor de kosten van een beleid dat federaal uitgetekend wordt, is evident. Tenzij anders is overeengekomen. Dat het agentschap Fedasil geen langetermijnstrategie kan ontwikkelen als de budgetten dit niet toelaten en niet meer dekken dan periodes van nauwelijks 6 maanden, is al evenzeer begrijpelijk. De geleverde inspanningen van beide kanten in de opvang van asielzoekers, samen met deze van de andere opvangpartners, zijn evenwel essentieel en worden erg gewaardeerd. Zo zijn de OCMW's erin geslaagd om via het creëren van Lokale Opvang Initiatieven (de LOI's) opvang te voorzien voor zo'n 8.030 asielzoekers. Op een totaal van 19.624 opvangplaatsen op datum van 30 april 2010, betekent dit ruimschoots 40 procent.

Opvang in hotels is geen goede oplossing. Dwangsommen kunnen beter worden vermeden dan betaald. En de kosten voor opvang liggen sowieso lager indien er een preventief beleid wordt gevoerd in plaats van met kortetermijnoplossingen voor de dag te komen en te reageren op wat voor de deur staat. De projecties voor de komende maanden en jaren zijn niet gunstig. De grand écart tussen het aantal asielaanvragen en de nood aan opvangplaatsen, wordt steeds groter. Je kunt overigens niet oneindig plaatsen blijven bij creëren. Op dit eigenste ogenblik loopt er in overleg met het VVSG (Koepelorganisatie van de Vlaamse gemeentebesturen en OCMW's), het UVCW (Union des Villes et Communes de Wallonie) en de Brusselse Vereniging van Steden en Gemeenten een Fedasilinitiatief om het nog bestaande potentieel aan LOI-plaatsen in kaart te brengen. Behalve deze nog te creëren opvangplaatsen en de opening her en der van nog een collectief opvangcentrum, lijkt het dat het huidige opvangmodel zijn grenzen heeft bereikt.

Andere ingrepen
De regering maakte tijdens het voorbije begrotingsconclaaf niet alleen extra middelen vrij voor creatie van extra opvangplaatsen. Er werd ook extra budget voorzien voor een verhoging van het aantal medewerkers bij het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen. Inzetten op een versnelling van de procedure, eerder dan op het uitbreiden van de opvang, is op termijn strategisch de juiste keuze. Een versnelling van de procedure impliceert een snellere doorstroming in het opvangnetwerk en een sneller vacant worden van de bestaande opvangplaatsen. Samen met een beperking van de instroom en een stringent en humaan terugkeerbeleid moet dit ons in staat stellen om de instroom en de uitstroom op elkaar af te stemmen en in evenwicht te brengen. Een systeem van flexibele noodopvang, die voorziet in de basis van psychosociale en administratieve omkadering van de asielzoeker, moet een plotse extra toevloed van kandidaat-vluchtelingen kunnen opvangen.

Zolang de opvang niet georganiseerd wordt met een totaalvisie op lange termijn van het migratie-, procedure- en het asielbeleid, zal deze - ondanks alle goedbedoelde en geleverde inspanningen en budgetten - onvoldoende zijn en blijven. Excuses dat Vlaanderen, België of bij uitbreiding Europa te klein is voor de opvang van de weinigen die tot hier raken, zijn ongepast. Het aantal van 1.732 asielzoekers dat in de voorbije maand april in België een asielaanvraag heeft ingediend, is slechts het topje van de ijsberg. Het gros aan vluchtelingen en internally displaced raakt niet verder dan de onmiddellijke omgeving van de conflictgebieden zelf. We kunnen er niet om heen: stellen dat de discussie tussen wie wat moet betalen is erg symptomatisch voor de behoefte aan middelen voor de snel groeiende groep zwakkeren en kanslozen in onze samenleving. We stellen tevens vast dat er op het terrein van asiel en migratie bijzonder veel expertise, goodwill en bereidheid tot samenwerking bestaat bij de verschillende instanties en organisaties. Laten we er ons voor hoeden niet uit verband gespeeld te worden, maar elkaar te vinden in wat ons bindt. Een duidelijk kader, uitgetekend door de volgende regering, kan hiertoe een stevige hefboom vormen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten