vrijdag 19 september 2008

Artiesten of loslopend wild?

Enkele weken geleden was de film Daens toevallig nog eens te zien op een of andere zender. Ik ben er toen speciaal voor thuisgebleven, want hoewel ik het boek van Boon meermaals heb gelezen, wist ik dat ook de film toch weer een diepe indruk op mij zou maken. Dat heeft in de eerste plaats te maken met het gegeven: de mensonterende uitbuiting van fabrieksarbeiders aan het einde van de negentiende eeuw. Maar ook de sublieme vertolkingen van vooral Antje De Boeck en Jan Decleir zijn onvergetelijk.

Sic transit gloria mundi, glorie is vergankelijk. Zestien jaar later is Antje De Boeck geregeld werkloos en dus krijgt ze jobaanbiedingen van de VDAB. Daar is niks mis mee. Dat haar nu gevraagd is om aan de kassa van de musical Daens te gaan zitten, is vooral een ongelukje. Het is niet zo dat er bij de dienst iemand heeft gedacht: “Die vette vedette is te lam om te werken, ze moet maar kaartjes gaan verkopen.” De VDAB-databank zoekt voor elke vacature naar geschikte profielen, en door het verband tussen haar acteerwerk en een of ander trefwoord (’schouwburg’?) kreeg ze dit aanbod. Op zich is het zelfs grappig, maar dan wel humor van het gitzwarte type. Want iedereen voelt onmiddellijk intuïtief aan dat hier iets niet klopt.Antje De Boeck heeft gereageerd als een Grote Dame. Ze had het verhaal meteen in de media kunnen storten en dat had niemand haar kwalijk genomen. Maar ze besloot het even te laten bezinken, tot ze zover was dat ook zij er weer om kon lachen. En toen gaf ze het aan de pers, op voorwaarde dat die het zou koppelen aan aandacht voor het statuut van de Vlaamse artiest. Een individueel incident werd een maatschappelijk relevant probleem.
Het doet denken aan de film Daens.Over uitbuiting kunnen we ruim een eeuw na priester Daens gelukkig niet meer klagen. We hebben sindsdien een gigantisch sociaal vangnet gecreëerd, een van de meest comfortabele ter wereld zelfs. Iets té comfortabel zelfs, als we bijvoorbeeld aan de generatiewerkloosheid in Wallonië denken. Maar toch zitten er nog steeds gaten in het net. Artiesten worden in dit land bijvoorbeeld niet behandeld zoals het zou moeten. Dat is een wantoestand. En die heeft Antje De Boeck op een zeer verstandige en hoogst effectieve manier onder de aandacht gebracht. Net als de film Daens.Het probleem is al bijna zo oud als de straat. Johan Verminnen heeft zijn halve carrière gewijd aan een fatsoenlijk statuut voor artiesten. Dat kwam er in 2003 en het was een stap vooruit, maar duidelijk nog niet de oplossing van het probleem. Veel artiesten rennen tijdens hun werkloze periodes van de ene overheidsinstantie naar de andere om allerlei formaliteiten te regelen. De Vlaamse VDAB functioneert over het algemeen behoorlijk, maar bij de federale RVA moeten ze hun situatie telkens weer uitleggen. Ze worden er wanhopig van, want zoals Ann Ceurvels zegt: “Bij die diensten snappen ze het zélf niet.” Dat zou niet mogen. Artiesten moeten bezig zijn met creativiteit en niet met bureaucratie.Artiesten zijn niet beter dan andere mensen, geeft Veerle Dobbelaere aan. Ze hebben niet meer rechten dan anderen, anders zou de strijd van priester Daens zinloos zijn geweest. Maar om Carry Goossens te citeren: ze mogen niet worden behandeld als loslopend wild. Goossens en collega Koen De Bouw ijveren voor een verbetering van deze - soms kafkaiaanse - toestanden. We wensen hen veel sterkte en vooral veel succes. Ze krijgen in elk geval een grote mediatieke opsteker cadeau door de lotgevallen van Antje De Boeck.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten