Trouwe lezers van dit "Woord van de Redactie" zullen ongetwijfeld al lang weten dat ik geen rasechte Antwerpenaar ben, maar een inwijkeling uit Oost-Vlaanderen, meer bepaald uit Moerbeke-Waas, waar ik mijn eerste achttien levensjaren heb doorgebracht. Ik was, en ben nog steeds trouwens, de oudste uit een arbeidersgezin met zes kinderen. Mijn vader was achtereenvolgens mijnwerker in Charleroi, lasser in een ploegfabriek in Moerbeke-Waas, dat intussen terziele is gegaan én kraanmachinist bij de staalfabriek Sidmar in Gent. Mijn moeder was aanvankelijk fabrieksarbeidster in een spinnerij in Gent, maar werd op mijn vierde levensjaar, gezien de grote gezinslast, huisvrouw. De gezinstoestand was verre van ideaal. Mijn moeder was vrij naief en mijn vader had twee grote gebreken: drank en nylonkousen. Hij kon geen volle, maar ook geen lege pint zien staan en wanneer je de vergelijking zou maken met Cassanova, was Cassanova maar klein bier. Zelfs een hond met een rok aan kreeg mijn vader achter zich aan. De financiële toestand en algemene toestand binnen het gezin was dan ook weinig benijdenswaardig.
Langs moeders kant had ik een "Tante Yvonne". Ze was getrouwd met Edmond de Witte, een man uit Stekene, die werkte in een Volkswagengarage in Antwerpen. Mijn tante Yvonne was in diezelfde garage conciërge, zodat ze beiden dan ook in Antwerpen, boven die garage woonden. Het juiste adres hiervan ken ik niet meer, maar volgens mij was het in de bocht tussen de Italiëlei en de Noorderlaan. Ik weet nog dat er op die garage een soort glazen toren stond met daar boven op het draaiende logo van Volkswagen. Ik ben er bijna zeker van dat dat gebouw nog bestaat. Ik weet nog dat mijn "Nonkel Mon" toen met een witte Volkswagen Porsche reed, iets dat wij in Moerbeke-Waas nog nooit gezien hadden. Quasi iedere zaterdag kwamen mijn tante Yvonne en nonkel Mon naar Moerbeke, bij mijn grootmoeder, en bleven daar logeren tot zondagavond om vervolgens terug naar Antwerpen te rijden. Mijn nonkel Mon was een boogschutter op de liggende wip, aangesloten bij de Moerbeekse vereniging "De Zwemkom" en dronk ook graag een stevige pint, vandaar de weekendovernachtingen bij mijn grootmoeder.
Een paar keer, tijdens de vakantieperiodes, namen mijn nonkel en tante mij 's zondagsavonds mee naar Antwerpen. Een hele belevenis op alle vlakken: ik was thuis weg, ik mocht meerijden met de Volkswagen Porsche én Antwerpen was voor mij het einde van de wereld, in niets te vergelijken met Moerbeke-Waas. Ik had zelfs de indruk dat niet iedereen binnen mocht in Antwerpen. Voor je de "Konijnenpijp" inreed moest je zelfs betalen of je mocht Antwerpen niet in. Tijdens die vakanties heb ik ook voor de eerste keer met een tram meegereden. Nu klinkt dat misschien belachelijk, maar voor mij was dat een belevenis als een dag in een pretpark. Ik weet nog, het Astridplein voor het station. Eén bloemenzee. Door mijn kinderogen was Antwerpen het Aards Paradijs.
Dertig jaar later, toen ik als speurder werkzaam was bij de B.O.B. van Dendermonde, had ik een vernieuwde kennismaking met Antwerpen. Een moord op een politieagent in Lokeren leidde mij en mijn collega naar Antwerpen, waar we toen ongeveer een maand gewerkt hebben, weliswaar dagelijks pendelend tussen Dendermonde en Antwerpen. Ik leerde toen de beiaardconcerten op maandag kennen. Een evenement dat er voor zorgde dat de Grote Markt en omgeving tot middernacht zwart van het volk zag. 's Avonds en zelfs 's nachts gingen wij na het werk regelmatig eten in de buurt van de politietoren, op de hoek van de Oudaan en de Kleine Markt. Ook daar zag het altijd zwart van het volk en was er een ongelooflijke sfeer.
Nog tien jaar later leerde ik in Antwerpen mijn vrouw kennen. En aangezien de man de vrouw moet volgen, ging ik in Antwerpen wonen, meer bepaald op de Seefhoek, waar zij al eenenvijftig jaar woonde. Ook daar zag het zwart van het volk, maar dan letterlijk. Van de gezellige, volkse sfeer waarvoor de Seefhoek vroeger gekend was en waar mijn vrouw zo gesapig kan over vertellen heb ik weinig of niets gemerkt. Wel van de ene vzw naast de andere, wel van de, ondanks alle inspanningen ten spijt, vuile, smerige straten, wel van de kleine en grote criminaliteit, wel van de verloedering van prachtstraten zoals de Carnotstraat en de Offerandestraat, vroeger dé schoenenstraat van 't stad en nu een Turkse en Pakistaanse bazar vol rommel en vuiligheid.
Nu wonen we al enkele jaren in hartje stad, op maximum 500 meter van alle openbaar vervoer, met zicht op de kathedraal en op de rede, midden in het "stadsdorp" waar iedereen iedereen kent, maar... het Antwerpen uit mijn kinderjaren is weg. Antwerpen heeft geen ziel meer. Antwerpen is dood. Door het verdwijnen van de roepzaal Amberes op de Vrijdagmarkt is zelfs de ziel uit de vrijdagse markt verdwenen. De rosse buurt is de rosse buurt niet meer. De hautaine De Keyserlei is een verzamelplaats van fastfoodketens, drugdealers en mafia geworden. Het Astridplein is een klinische blok beton geworden. De Groenplaats ligt er troosteloos bij en doet herinneren aan het kerkhof dat er ooit lag. De Grote Markt is een oase van stilte. Het Steen is een dode getuige van het verleden, maar... er staan toeristische totems die de toeristen de weg wijzen naar... niets.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten